De 3 zonden

Ster inactiefSter inactiefSter inactiefSter inactiefSter inactief
 

Meneer Jansen vindt het weer eens tijd om te gaan biechten en gaat naar de pastoor van het dorp. Hij neemt plaats in het hokje en ze beginnen.
"Nou meneer Jansen, wat heeft u op te biechten?" vraagt de pastoor.
"Nou, ik heb 3 zonden op te biechten pastoor", vertelt hij.
"Wel vader, mijn eerste is dat ik in de oorlog onderdak heb gegeven aan een joods meisje, op de zolder wel te verstaan."
"Maar zoon, daar is toch niks mis mee. Daar moet je juist voor worden geprezen", zegt de pastoor.
"Maar goed ga verder."
"Nou, mijn tweede is dat in ruil voor onderdak zij mij genot heeft gegeven. Elke dag één keer en in het weekeinde twee keer."
"Ach ja, gezien de situatie is dat toch ook niet zo erg en trouwens, je was rond de 18 en ik kan mij voorstellen dat je toendertijd nieuwsgierig was en als zij het ook goed vond dan is er niks aan de hand", aldus de pastoor.
"Maar zoon, je vertelde dat je 3 zonden had op te biechten, dus wat is je derde?"
"Nou vader, ik heb haar nog steeds niet verteld dat de oorlog al is afgelopen."